Speech Mikal bij dodenherdenking

10 mei 2019

Geachte aanwezigen,

De eerste herinnering die ik in mijn leven heb, is aan een oorlog. Een paar jaar voordat ik geboren werd vluchtten mijn ouders uit Eritrea naar Nederland. Na een korte vrede met Ethiopië, brak de oorlog opnieuw uit toen ik drie jaar oud was en twee jaar lang werd ons leven thuis beheerst door dat conflict. Mijn ouders besteedden ieder vrij uurtje dat zij hadden met het bekijken van internationale nieuwszenders, waarmee ik de beelden van de oorlog in Eritrea rechtstreeks onze woonkamer in zag komen. Toen deze heftige maar korte oorlog in 2000 weer over was, besloten mijn ouders rond 2002 weer met mij en mijn zusje naar Eritrea te gaan voor familiebezoek. Net in die tijd werd in Eritrea duidelijk welke broers, zussen, vaders, moeders en geliefden niet meer terug zouden keren naar huis omdat zij omgekomen waren in de oorlog. In Asmara, de hoofdstad van Eritrea waar mijn familie woont, hing een sfeer van collectieve rouw, ook in onze familie, omdat mijn neef was omgekomen tijdens de oorlog.

Over de oorlog die mijn ouders meegemaakt hebben wordt en werd bij ons thuis bijna nooit gepraat en ik durfde geen vragen te stellen. Heel soms beginnen mijn ouders er zelf over. Over mijn vaders schoolvrienden en broers die het einde van de oorlog niet gehaald hebben. Over hoe mijn moeder alles moest achterlaten en geen afscheid kon nemen van haar beste vriendinnen. En op vier mei en twintig juni (dodenherdenking in Eritrea) hing er een bedrukte sfeer in ons huis. Maar het gekke is, dat ondanks dit alles, mijn zusje en ik zelden stil stonden bij het oorlogsverleden van onze familie tot we wat ouder werden. En ik denk dat dat tekenend is voor deze generatie: wij weten niet wat oorlog is. Nu zijn mijn ouders toevallig oorlogsvluchtelingen, maar de meeste jongeren in Nederland kennen misschien niet eens iemand die een oorlog meegemaakt heeft. We groeien dan wel op in een tijd van terrorisme, van polarisatie, van platforms als social media waarop je tot voor kort ieder extremistisch waanidee kon verkondigen. Maar het gegeven dat al deze zaken in extreme kunnen leiden tot oorlog en geweld, en daarmee het verdwijnen van een stabiele samenleving met democratie, dat lijkt een ver van ons bed show. Dit jaar vieren we in Nederland het honderdjarig bestaan van het algemeen kiesrecht, maar toch is het maar de vraag hoeveel mensen er straks daadwerkelijk gaan stemmen bij de Europese verkiezingen. Omdat ze zich niet altijd betrokken voelen in de eerste plaats, maar ook omdat veel jongeren in Nederland de democratie als iets vanzelfsprekends zien en nog belangrijker: omdat ze denken dat één stem het verschil niet zal maken. Dat doet mij altijd denken aan het beroemde gedicht van Remco Campert:

“Verzet begint niet met grote woorden

maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin

of de kat die de kolder in zijn kop krijgt

zoals brede rivieren

met een kleine bron

verscholen in het woud

zoals een vuurzee

met dezelfde lucifer

die een sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik

een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen

daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen”

Het is belangrijk dat we vragen blijven stellen: over oorlog, over verzet, over vrede en democratie, over hoe Haagse verzetshelden als David tegen Goliath streden in onze stad, om een boodschap van hoop en verzet te verspreiden in tijden van oorlog. Maar juist ook vragen over gebeurtenissen elders in de wereld: vragen aan mensen die oorlog hebben gemaakt of meemaken, waar dan ook ter wereld. Zodat dat ons kan inspireren de wereld een beetje beter te maken en in Nederland nooit weer zover te laten komen: met een stem tijdens de verkiezingen, met ontmoetingen in de stad, met kleine daden van verzet tegen angst en polarisatie. Dat is waarmee Haagse verzetshelden hun strijd tegen de bezetter begonnen. Vragen, waarop zij antwoorden afdwongen, kleine daden van verzet die het grote onrecht misschien wel een halt toe konden roepen. Een daad van verzet die zij met hun leven moesten bekopen. Want jezelf een vraag stellen, daarmee begint verzet. En dan die vraag aan een ander stellen.