De afgelopen tijd viel één ding met name op en dat was de veerkracht, de kennis en kunde en zeker ook de creativiteit van de culturele instellingen en kunstenaars in onze stad. Kunstenaars en kunst- en cultuurinstelling: je wéét dat ze flexibel zijn, met complexiteit en uitdagingen kunnen omgaan, geweldige prestaties kunnen neerzetten, maar toch zijn ze in staat je er nog mee te verbazen. Tijdens de hoorzitting vorige week zag je weer hoe rijk onze stad is. Dit compliment komt alle kunstinstellingen toe.
Kunst ontroert, troost, geef vreugde en inspireert. Het raakt mensen direct in hun hart. Het voedt de geest en haalt herinneringen naar boven. Ja, cultuur is een waarde op zich en mag gewoon mooi zijn. Kunst mag mooi, lelijk, ontroerend, verrassend en soms choquerend zijn. Vakmanschap, vernieuwing en oorspronkelijkheid zijn de ingrediënten die vorm geven aan de innerlijke stem van de kunstenaar.
Ik ben er trots op dat zoveel mogelijk mensen kunnen delen in de schoonheid van kunst. Dat doen we door kunst en cultuur betaalbaar, dichtbij en toegankelijk te houden voor iedereen. Jong en oud, autochtoon en allochtoon, Moerwijk of Vogelwijk.
Dat begint al op jonge leeftijd op school. Kunst heeft een enorme betekenis voor de persoonlijke ontwikkeling van een kind. Cultuureducatie is daarom zo belangrijk: alle kinderen uit alle milieus kunnen op deze manier met cultuur in aanraking komen. Kinderen zijn de kunstenaars en bezoekers van de toekomst.
Cultuur inspireert, verbaast, confronteert en brengt emotie met zich mee. Kinderen en volwassenen ontwikkelen zich dankzij kunst en kwetsbare mensen bloeien erdoor op. Het bevordert de zo noodzakelijke dialoog tussen mensen.
Het betrekken van mensen die van huis uit niet snel met kunst en cultuur in aanraking komen, waaronder nieuwe Nederlanders, zorgt er alleen maar voor dat het publiek voor al het mooie groter wordt. Dat is belangrijk in een grote, divers samengestelde stad als Den Haag. Het bevorderen van cultuurspreiding en participatie is ook het middel om in de toekomst nieuwe talenten, afkomstig uit alle lagen van de bevolking, de kans geven een nieuw publiek aan te boren.
Ook de cultuurankers spelen een grote rol in de verbreding en diversiteit. Dichtbij, toegankelijk , inspelend op de behoefte en gevoelens in de wijk. Culturele instellingen moeten ook fysiek toegankelijk zijn. Aangesloten op een goed openbaar vervoer net, goede fietsstallingsmogelijkheden en makkelijk toegankelijk voor mensen met een handicap.
De politiek bemoeit zich niet met de vorm of inhoud van kunst en cultuur. Nee, ze schept de randvoorwaarden zodat kunstenaars hun innerlijke stem kunnen laten horen. Zodat ook het kwetsbare, wat commercieel niet interessant is, ondersteund wordt en behouden blijft. Van jazz tot dans, museum, film en podiumkunst, voor een breed publiek of artistieke niches, mainstream en underground, productiehuis en broedplaats. Van de ontwikkeling van jonge makers tot internationaal gerenommeerde instellingen. Een aanbod dat recht doet aan iedereen die in de stad woont. Het in stand houden en ontwikkelen van een hoogwaardig en breed cultureel aanbod moeten we koesteren. Daar maak mij nu dus ook ernstige zorgen over. Het advies van de commissie en het voorstel van het college op deze manier overnemen leidt tot een verschraling van het kunstaanbod en legt een hypotheek op de toekomst van ons kunstklimaat. Dat moeten we voorkomen.
En grof gezegd is daar rond de 1 miljoen voor nodig. Zou de wethouder dit bedrag ergens kunnen vinden? Zeker als je ziet dat 0,5 miljoen indirecte kosten van Amare zijn. Hoe ziet de wethouder dat?
Zeker nu is het belangrijk dat geld uit het kunstenplan primair terechtkomt bij makers, daarna instellingen en daarna pas bij vastgoed. Het lijkt nu andersom. Hoe ziet de wethouder dit?
Een paar opmerkingen over het proces van kunstenplan en het beleidskader zelf. Wat vindt de wethouder van het voorstel om een werkconferentie te organiseren met mensen uit het veld om de verschillende varianten voor totstandkoming van het Meerjarenbeleidsplan tegen het licht te houden? Ieder model heeft natuurlijk voor- en nadelen, maar het lijkt mij wenselijk ze weer eens op een rijtje te zetten.
Tijdens de hoorzitting was er veel discussie over het advies en mogelijke feitelijke onjuistheden daarin, ook door positief beoordeelden. Herkent de wethouder dit? Hoe was de ambtelijke ondersteuning geregeld? Was er voldoende kennis van de ontstaansgeschiedenis van sommige instellingen bij de commissie aanwezig? Ook ambtenaren voeren gesprekken met instellingen. Er zijn tussentijdse evaluaties. In hoeverre is dit gedeeld met de commissie?
Een ander opvallend punt zijn de behoorlijke verschillen in advies landelijke commissies en de Haagse commissies ten aanzien van dezelfde instellingen. Hoe verklaart de wethouder dat?
Hoe kun je nieuwe intreders een kans geven om in het kunstenplan terecht te komen? Zij missen de expertise, professionaliteit en medewerkers om een goede aanvraag te kunnen doen. Dit geldt in het bijzonder voor migrantenorganisaties.
De commissie constateert dat instellingen van het middenformaat ontbreken en een klein aantal instellingen een dominante positie hebben. Met als gevolg minder doorgroeimogelijkheden en stagnatie van vernieuwing van onderop. Dan verbaast het zeker als de grotere instellingen versterkt worden. Wat vindt de wethouder daarvan?
Ziet de wethouder het belang van verbinding in de keten tussen grote en kleine instellingen, waardoor een vruchtbare bodem aanwezig blijft om te groeien en te vernieuwen? Talentontwikkeling, doorstroming, een gezond makersklimaat waardoor makers in Den Haag blijven, maatschappelijke impact en educatieve trajecten zijn essentiële functies. Vele insprekers, ook de grote instellingen, hebben het belang van zo’n ecosysteem tijdens de inspraak benadrukt. Wat is zijn reactie daarop?
Nog een laatste vraag over een concrete instelling, namelijk het Humanity House. Een instelling die bij onze internationale stad van recht en vrede hoort, maar door onze verzuilde inrichting steeds wordt doorgeschoven. Hoe lossen we dit op?
Ik laat het voorlopig hierbij.