Kapotte speeltoestellen, afgebladderde verf, kapotte hekjes en verwilderd groen: de speeltuin op het Ruth Firstplein in Transvaal ligt er treurig bij. Daarom vroeg ik vorig jaar al om een opknapbeurt van de speeltuin, want ieder kind verdient een fijne plek om buiten te spelen. Het college leek de handschoen goed op te pakken: de speeltoestellen zouden vervangen worden, en naar een opknapbeurt zouden ze gaan kijken. En inderdaad, er zijn goede stappen gezet: voor het einde jaar komen de nieuwe speeltoestellen. Kinderen en andere bewoners in de buurt zijn hier goed bij betrokken. Eind goed, al goed?
Echte opknapbeurt laat op zich wachten
Toch is er meer aan de hand op het plein. De laatste keer dat het plein goed onder handen is genomen was waarschijnlijk in de jaren ’90. De betonnen speelpaaltjes en schildpadden hadden ooit een vrolijke kleur. Nu resteert een vaal-paarse of gele gloed. De struiken rond het plein zijn verloederd en verwilderd, en hoewel de hekjes rond het groen inmiddels zijn gerepareerd, staat het er schots en scheef bij. Dit zijn een paar voorbeelden van hoe met een simpele opknapbeurt veel te winnen is. Toch blijft die opknapbeurt uit. Waarom?
Kafka op de glijbaan
Bewoners willen dat de speeltuin wordt opgeknapt, zij kloppen aan bij de gemeente, gaan samen om tafel, kijken wat wel een niet mogelijk is, en er komt een plan. Zo simpel zou het moeten zijn. Maar dan blijkt dat je als bewoners voor de bestrating bij de afdeling wegbeheer moet zijn. En ja, dat is een andere afdeling van de ambtenaren die gaan over de speeltoestellen. Groenonderhoud? Nee, dat is de afdeling groenbeheer. Bankjes? Niemand weet wie daar precies over gaat. De groenstrook tegen de gevel? Die is volgens de gemeente van de woningcorporatie, en die gaat over het onderhoud. De woningcorporatie vindt zelf overigens van niet.
Daar sta je dan als bewoners, met je mooie ideeën. Op de achtergrond hoor je Franz Kafka van de glijbaan zoeven.
Integraal werken, een jeukwoord?
Helaas is het voorbeeld van het Ruth Firstplein exemplarisch voor waar ook andere bewoners in de stad tegenaan lopen. Wil je iets in je buurt en heb je hulp nodig van de gemeente, dan moet je bijna afgestudeerd jurist of bestuurskundige met een flink doorzettingsvermogen en zeeën van tijd zijn om iets voor elkaar te krijgen. Overigens zonder af te doen aan de inzet van ambtenaren die dag in dag uit keihard werken voor een mooier Den Haag, want gelukkig gaat heel veel ook goed.
Na de presentatie van het coalitieakkoord ‘Voor een stad die tegen een stootje kan’ is vaak aan mij gevraagd: wat is dat toch met al die vage jeukwoorden als integraal en gebiedsgericht werken en een nabije overheid? Voor mij gaat dat dus hierover. Over een goede samenwerking binnen de gemeente, zodat je als bewoner weet waar je je vraag kunt stellen en duidelijk antwoord krijgt, en niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd.
Verschillen in de stad
Het is niet alleen fijn voor alle bewoners als de gemeente integraal en gebiedsgericht werkt, het maakt ook de verschillen in de stad kleiner. Want bewoners in wijken die wel afgestudeerd jurist of bestuurskundige zijn, mondig en georganiseerd, krijgen meer voor elkaar dan bewoners in wijken waar mensen met meerdere baantjes hun leven bij elkaar houden en voor wie het lezen van een brief van de gemeente al moeilijk genoeg is. Of het nu gaat om het opknappen van een speeltuin, een verkeersveilige straat of meer bomen en groen.
Daarom heb ik aan het college gevraagd om opnieuw te kijken naar een opknapbeurt voor een Ruth Firstplein. Maar vooral om de belofte van integraal en gebiedsgericht werken en een nabije overheid waar te maken. Zodat voor al die andere ‘Ruth Firstpleinen’ in de stad geen meerdere reeksen schriftelijke vragen en debatten nodig zijn in de gemeenteraad, maar dat ideeën en signalen van bewoners gewoon goed worden opgepakt.