Wie een rondje door Den Haag loopt en naar de standbeelden kijkt ziet al snel: eigenlijk staan er alleen maar mannen op een sokkel, zoals Willem van Oranje, Johan van Oldenbarnevelt en Louis Couperus. Dat moest anders!
Zo ontstond in 2017 het initiatief ‘Die vrouw verdient een standbeeld’ van toenmalig PvdA-raadslid Jeltje van Nieuwenhoven. We deden een oproep in de stad om vrouwen aan te dragen die een voetstuk verdienden, er kwamen meer dan vijfhonderd reacties binnen en we nomineerden twintig vrouwen voor een standbeeld. We schreven een initiatiefvoorstel, de gemeenteraad steunde het plan en eind 2018 kwam het bericht van het college: er zou een standbeeld van Aletta Jacobs komen. Een logische keuze, zeker met de viering van 100 jaar vrouwenkiesrecht in 2019. Hoera, missie geslaagd!
Het standbeeld dat er nooit kwam
Een commissie ging aan de slag met de uitvoering, maar vervolgens werd het stil. Het vertrek van oud-burgemeester Pauline Krikke en de coronacrisis hebben hier ongetwijfeld aan bijgedragen. Vorige week scheen een essay in de Groene Amsterdammer (ook hier te lezen) van emeritus hoogleraar Mineke Bosch, biograaf van Aletta Jacobs en lid van de commissie, meer licht op de zaak: de beoogd kunstenaar had de opdracht teruggegeven omdat Aletta Jacobs racistisch zou zijn. Daarna is het initiatief doodgebloed.
Dat is natuurlijk ontzettend zonde. Want de aanleiding uit 2017, dat het zo vreemd is dat er geen standbeelden van vrouwen zijn terwijl zij zo’n belangrijke rol in de geschiedenis en de emancipatiestrijd hebben gespeeld, staat nog steeds als een huis. Daarom is het tijd om het oorspronkelijke voorstel nieuw leven in te blazen.
Dit voorstel verdient uitvoering
Moet het dan per se een standbeeld van Aletta Jacobs worden? Bosch zet in haar essay helder uiteen waarom het, kort gezegd, geen recht doet aan Aletta Jacobs om al haar uitspraken, waarin het koloniale denken uit die tijd verweven zit, te bezien door een 21ste-eeuwse bril. Daar ben ik het mee eens, net als de voorstellen die Bosch doet om alsnog uitvoering te geven aan het initiatief op een manier die beter past bij Den Haag en deze tijd:
“Ik zie een aantal oplossingen, ik noem er twee: op een plek van nationale betekenis één sokkel
maken waarop een wisselende veelkleurige parade van vrouwen van betekenis kan staan, of een
beeldengroep met herkenbare figuren; beide representeren de geschiedenis van de historische,
langdurige en hardnekkige emancipatiestrijd van vrouwen in al hun gedaanten, toen en nu, in het
Europese deel van Nederland, Indonesië en de Caribische gebiedsdelen. Als stut en steun voor de
herinnering aan die belangrijke episode in ‘onze’ geschiedenis en aan een strijd die nog lang niet
gestreden is. Voor zo’n parade kan de lijst die in Den Haag door het publiek werd aangeleverd alvast
een mooi startpunt zijn.”
Dit lijkt me een mooi vertrekpunt om opnieuw te kijken naar de uitvoering van het oorspronkelijke initiatiefvoorstel. Daarom heb ik het college gevraagd om hiermee aan de slag te gaan. Die vrouw verdient immers nog steeds een standbeeld!
(Deze blog is geschreven door fractievoorzitter Janneke Holman)