“Bokkefort” staat er sinds een paar maanden in graffiti op de muur van het gelijknamige wijkcentrum in Houtwijk. Een mooi stukje street art, gemaakt door de jeugdraad uit de wijk en twee kunstenaars. Even waren jongerenwerker Mounir en kinderwerker Shailesh bang dat er snel met andere graffiti overheen gespoten zou worden, maar dat gebeurde niet. Omdat alle jongeren in de wijk er apetrots op zijn, en niemand het in z’n hoofd zou halen om dat teniet te doen.
Gisteren had ik een goed gesprek met Mounir en Shailesh over het belangrijke werk wat ze doen in Houtwijk. Beide zitten ze er al tien jaar, en meteen blijkt waarom juist dát heel waardevol is. Ze kennen vrijwel alle kinderen en jongeren in de buurt, en komen op elke hoek van de straat wel iemand tegen die even een praatje met ze maakt. De lijntjes met de wijkagenten, scholen en vrijwilligers in de wijk zijn kort. Daar hebben ze elke dag profijt van. In de zomer was er een jongen die rondhing in het park waar overduidelijk wat mee aan de hand was: binnen no-time wordt dan geregeld dat zo’n jongen de juiste hulp en zorg krijgt.
Dat is niet altijd zo geweest. Tien jaar geleden was er veel vandalisme in de wijk, er werd veel rondgehangen, er waren geregeld opstootjes en spanningen. Als de politie aankwam bij het park naast het wijkcentrum, dan schoten die jongeren alle kanten op. Toen kwamen Mounir en Shailesh: ze behandelden jongeren met respect, en zorgden voor een veilige haven. Langzaam begonnen ze te bouwen: vertrouwen winnen, de wijkagenten een keer uitnodigen om hun verhaal te doen aan de kinderen en jongeren. En dat lukte.
Jongerenwerk is meer dan een activiteitenlijstje afvinken, vindt Mounir. Het is constant je voelsprieten aan hebben staan, een luisterend oor bieden. Het gaat er juist om wat er ná een activiteit in het wijkcentrum gebeurt: een jongen die in vertrouwen vertelt over zijn problemen thuis, of een goed gesprek over religie met een jongen die iets te veel zijn oor laat hangen naar alles wat hij op Facebook en YouTube tegenkomt. Dat is waar de winst zit, niet alleen voor de jongeren zelf, maar voor de samenleving als geheel.
“Zaaien, heel veel zaaien, en dan denk je eerst misschien dat je niet oogst. Maar als zo’n jongere dan uiteindelijk toch bij jou aanklopt met zijn vragen of problemen… dat zijn de mooiste momenten van dit werk,” zo vat Mounir het samen. Voordat je dat bereikt, moet je minstens drie of vier jaar op dezelfde plek zitten. De grootste raddraaiers van toen komen nu wel eens terug met hun eigen kleine: om te laten zien hoe trots ze zijn op het wijkcentrum, en dat ze zich netjes moeten gedragen tegenover buurtbewoners.
Een uurtje praten met Mounir en Shailesh, en je weet precies wat de bezuinigingen van dit stadsbestuur op het welzijnswerk, waar ook kinder- en jongerenwerk onder valt, kant noch wal raken. De grote welzijnsorganisaties moeten het de komende jaren met 20 miljoen minder doen. Daartegenover staat een investering van 10 miljoen voor ‘kleinschalig en wijkgericht werken’. Kleinschaliger en wijkgerichter dan dit krijg je het niet: ik hou mijn hart vast voor wat er straks allemaal wordt afgebroken. Vooral in de wetenschap dat opnieuw iets opbouwen járen zal duren.
Het is tegen zessen. In de zaal naast ons is net een dansworkshop van de meidenclub afgelopen. Een Pools-Nederlandse jongen klopt aan om te vragen of hij nog een spelletje mag doen. Dat mag, want daarvoor zijn ze er. Voor alle kinderen en jongeren die even een fijne, gezellige plek nodig hebben. Dat moet wat mij betreft vooral zo blijven.